03 Speelplastiek Rients Gratama 1980
Uit: Alle Hulde, cabaretprogramma van Rients Gratama met het kwartet John Eskes in het seizoen 1980-1981.
[Programmaboekje]
1963 Hengelo NS station
Met de trein van Enschede naar Hengelo duurt tien minuten en hoewel ik die reis al vaak heb gemaakt, beleef ik hem vandaag anders. Als ik over het perron in Hengelo loop, kan ik een vreugdesprongetje niet onderdrukken. Het is voorjaar, de zon schijnt en ik ben op weg naar een optreden, mijn eerste gig als pianist. Het kinderkoor van de klaar-overs in Hengelo zal een liedje zingen tijdens de pauze van een matineevoorstelling van de Stork-Revue. Omdat het een middagvoorstelling is, zitten er veel kinderen in de zaal. Dit optreden van het koor zal een pr-functie voor de klaar-overs hebben gehad.
Juffrouw Smit, de eerste vrouwelijke politieagent van Hengelo, had de klaar-overs of verkeersbrigadiertjes van Hengelo onder haar hoede. Zij woonde tegenover ons in Enschede en kwam wel bij ons in de winkel. Mijn pianospel was vaak duidelijk hoorbaar voor de klanten in de winkel. Zodoende viel de keus op mij voor die begeleiding.
Welk lied ze hebben gezongen, hoe ik dat begeleid heb, of er bladmuziek van bestond en hoe ik het ervan afbracht? Ik weet het niet meer, ik had nog maar net een jaar pianoles. Een repetitie kan ik me ook niet meer herinneren. Wat ik me nog het meest is bijgebleven, is dat opwindende, gloeiende gevoel bij het uitstappen van de trein. Dezelfde koorts die ik als kind voelde als de mand met Sinterklaascadeautjes de kamer werd binnengedragen.
Kermisvolk
Wij woonden vlak bij het Volkspark in Enschede, waar de kermis stond en de circussen optraden. Tijdens het opbouwen van de kermisattracties en de circustenten was ik daar altijd te vinden. De magie van het reizende bestaan en het onconventionele van de artiesten en de kermislui trokken me aan als een magneet. Zelf ook zo'n leven gaan leiden leek onmogelijk. Ons keurige middenstandsgezin stond te ver af van deze vrijbuiters zonder vaste woon- of verblijfplaats. Fatsoen en netheid uitstralen was een basisvoorwaarde. Als je daar niet aan voldeed, hield je geen klant meer over. Dat had ik als kind al vroeg door. Maar pianospelen in een andere stad kwam in de buurt van dat kermisgevoel. En er werd niet op neergekeken. Mijn ouders waren zelfs trots dat ik daarvoor gevraagd werd.
Later kon ik die opwinding op het perron in Hengelo beter duiden: reizen met het doel om elders op te treden, dat was het! Geen idee wat je aan het eind van de rit zou aantreffen, maar er zat in ieder geval een publiek op je te wachten. Het kermisvolk en de circusartiesten wisten ook nooit precies wat er de volgende dag ging gebeuren. Maar dat er publiek op af zou komen, was zeker. ‘Everybody wants to have a good time, now and then’ zei een rondtrekkende muzikant ooit tegen me.
Door de muziek kwam die levensstijl ook binnen mijn bereik. Elke reis die ik later zou maken om ergens op te treden, werd speciaal, specialer dan een gewone vakantietrip. Het vooruitzicht dat ik voor een publiek ging spelen aan het einde van de rit, maakte de reis tot een onderdeel van het optreden. Zodra ik in de auto stapte, was de voorstelling eigenlijk al begonnen.
On the road
Tijdens de tournees van Pompend Remmen in 1978-1979, Alle Hulde in 1980-1981 en Gelijk Oversteken 1981-1982 kwam de ervaring van destijds in Hengelo vaak terug. De andere muzikanten leken het ook zo te beleven. We vonden onszelf bofkonten: ontsnapt aan de dagelijkse sleur en de kleine kamertjes van de muziekschool waartoe de meeste collega’s van ons waren veroordeeld. Daar zaten ze dan voortdurend reikhalzend uit te kijken naar de weekenden en de vakanties, want 'dan leef je pas'.
Dat vakantiegevoel was bij ons permanent. Verschil tussen doordeweeks en het weekend bestond gewoon niet. Wij ervoeren het theatervak als een avontuurlijke tocht buiten de gebaande paden, losgezongen van de gesettelde burgerij. Ons publiek bestond wel uit die burgerij - van hen ontvingen we waardering en bewondering in de vorm van applaus, bloemen en een salaris.
Dat voedde het idee dat we toch een maatschappelijke functie vervulden.
Maar de mate van waardering hing af van tijd en plaats. Na de voorstelling tijdens de nazit in het theatercafé regende het complimenten en bewondering.
Hoe anders was dat op een doordeweekse dag, als iemand je vroeg welk beroep je uitoefende. Muzikant? Kun je daar dan wel van leven? Dan heb je toch geen vastigheid? Of doe je er nog iets anders bij? Ben je wel beroemd genoeg dan? Ik heb nog nooit van je gehoord. In welk bandje speel je dan? Vragen waarop je één-twee-drie geen antwoord had.
Na de voorstelling waren de nachten van ons. Eindeloze nachten waarin we soms nog uren in de auto zaten langs verlaten wegen of in een café of hotelbar, als we ergens in het westen of het zuiden bleven overnachten. Vooral de series van veertien dagen in Rotterdam waren legendarisch. Na de voorstelling lag heel Rotterdam met z’n jazzcafés en nachtkroegen voor ons. Als we diep in de nacht weer in ons vaste hotel midden in het uitgaanscentrum terugkwamen, was er nog de nachtportier annex barkeeper.
Meestal was dat een werkstudent, die het wel gezellig vond om voor zo’n zootje ongeregeld nog een drankje te tappen.
Bij het eerste zonlicht zochten we pas onze kamers op. Als we dicht bij huis speelden, werd het evengoed nachtwerk, want dan was het heel goed toeven in nachtelijk Leeuwarden. Het bruine leven.
De volgende dag begon de voorstelling pas om acht uur ’s avonds of we hadden een vrije dag. Rients was landelijk weer niet zo’n publiekstrekker dat we avond aan avond voorstellingen gaven. Tussen de voorstellingen door werkten we vaak al aan het nieuwe programma van het volgende seizoen, speelden we in radio- en (sporadische) tv-uitzendingen of deden we mee aan plaatopnames of eenmalige projecten.
Dat alles betekende veel voorbereidend werk voor John en mij, omdat wij allebei componist en arrangeur waren.
Het gemiddelde aantal voorstellingen per week was drie tot vier. Daardoor konden we daarnaast in allerlei andere gelegenheidsformaties spelen of thuis lesgeven. In 1980 hadden we zelfs tijd om een Friestalig programma Tachtig yn’e Bocht in première te laten gaan en om – in het kader van het Frysk Festival – op te treden met andere Friese artiesten en het Frysk Orkest dat toen nog bestond. Bij die gelegenheid leerde ik Leo en Leny Dijkstra kennen.
Programmaboekjes en foto's: [Pompend Remmen] [Alle Hulde] [Repetitie foto's Alle Hulde] [Gelijk Oversteken] [Tachtig yn'e Bocht] [Frysk Festival]
Discipline
Aan de ene kant was er die zee van tijd en dat vrijheidsgevoel en anderzijds de strakke discipline tijdens een voorstelling en alles wat daaraan vooraf gaat, teneinde om acht uur ’s avonds voor 100% geconcentreerd klaar te zitten op het podium. Twee uitersten die ik in het begin nog niet goed kon combineren. Dromer als ik ben, wil ik de tijd wel eens vergeten en dat is me toen ook een keer overkomen. Onderweg naar een voorstelling in Leeuwarden besloot ik even aan te gaan bij kennissen die halverwege in een dorpje woonden. Met koffie en kletsen verstreek de tijd en uiteindelijk kwam ik pas om half acht aan in theater De Harmonie. Dat was een uur te laat. Rients, de toneelmeesters en de andere muzikanten waren woest op me. Terecht. Inmiddels was het te laat voor een soundcheck, want de zaal ging al open voor het publiek. Het ergste voor de collega’s is het gevoel dat de ploeg opgescheept zit met een onbetrouwbaar element. Op het podium en daaromheen moet je blindelings op elkaar kunnen vertrouwen. Wat dat betreft heeft een theatervoorstelling overeenkomsten met een militaire operatie. Alle radertjes moeten gesmeerd lopen. Licht, geluid, teksten, noten, akkoorden, kleding, schmink, krukjes, snoeren, bladmuziek, rekwisieten, etc. zijn allemaal in menselijke handen en die moeten zo samenwerken dat het publiek de indruk krijgt dat het in die twee uur allemaal als vanzelf gaat. Dat er een periode van schrijven en componeren plus zes weken intensief repeteren aan voorafgaat, hoeven de mensen in de zaal niet te beseffen.
Toneelmeesters
Will Jofriet en Harry van Koningsveld, onze toneelmeesters, arriveerden al rond een uur of twee ’s middags in het theater, ook als dat theater in Vlaanderen stond en we de vorige avond een voorstelling in Friesland hadden gespeeld. Als Rients en de muzikanten dan om half zeven in het theater aankwamen, stond alles klaar en was het licht ingeregeld. Na het aansluiten van onze instrumenten konden we een soundcheck doen - voor het publiek de zaal in mocht. Soundchecken is het testen en afstellen van de geluidsapparatuur en dat is overal nodig, omdat iedere zaal een andere akoestiek heeft.
Daarna was er soms tijd om een kleinigheid te eten, tenminste als er een Chinees in de buurt van het theater stond, want dat ging lekker snel. Tijdens de voorstelling regelde Will achter zijn mengtafel in de zaal het geluid. Harry zat naast het podium om de lichtstanden door te geven aan de technici van het theater. Lichtcomputers waren er nog niet begin jaren ‘80, dus alles moest met de hand worden bediend. Na de voorstelling braken ze alles weer af en als de bestelbus was volgepakt met decor, instrumenten en geluidsapparatuur, reden ze naar huis. In Noord-Friesland.
Geklungel
Amateuristisch geklungel, zoals dat te laat komen van mij, kan uiteindelijk tot gevolg hebben dat een gezelschap niet meer wordt geboekt in dat theater. Er was en is aanbod genoeg van anderen die graag in de schouwburg willen spelen. De mensen die voorop staan, zoals Rients, Lia en Reina, moeten erop kunnen vertrouwen dat alles achter hen feilloos verloopt. Ergernis over zaken die niet goed lopen, kan hun prestatie beïnvloeden en ten koste gaan van de kwaliteit van de voorstelling. In de loop van de tijd leerde ik om mezelf beter te controleren op de momenten dat het er echt op aankwam. Er bleef genoeg tijd over om de vrijheid te vieren, die dit beroep bood.
Prijs
Aan die vrijheid hing een duur prijskaartje. En dat wisten we ook wel. Rients was daar volstrekt duidelijk over, toen Frans Span en ik als nieuwkomers het contract ondertekenden voor de eerste reeks voorstellingen van Pompend Remmen. Hij waarschuwde ons voor de onzekere kanten van het vak: ‘Ik kan een seizoen vooruitkijken en alleen hopen, dat er daarna inspiratie en vraag genoeg is om een nieuw programma te maken.’
Dat was eerlijk en zo gebeurde het ook. In seizoen 1981-1982 speelden we een programma met Rients en het kwartet John Eskes, genaamd Gelijk Oversteken, maar we merkten al aan de sobere aankleding en het simpele drukwerk, dat er niet veel budget was om te investeren in die tournee. Bovendien sprak de lijst met het aantal voorstellingen boekdelen. Op mijn voorstel hebben we toen nog een Fries programma samengesteld uit oude succesnummers: Fan Sjeik Sjoerd nei hjoed (waarvan geen programmaboekje of opnames bestaan) en zo kregen we toch een redelijk aantal boekingen in dat seizoen. Ondanks alles kreeg Rients van zijn accountant te horen dat de voorstellingen met vier muzikanten en twee toneelmeesters financieel niet meer verantwoord waren.
In deze fotoclip een paar liedjes uit o.a. Gelijk Oversteken en Alle Hulde
Naar Fien?
Toen Rients het aanbod kreeg voor een rol in de musical Fien, een musical over het leven van Fien De La Mar, met onder andere Jasperina de Jong en Gerard Cox, was de keus snel gemaakt. Wij wisten het ruim van tevoren. Maar toen het een paar maanden later in de pers kwam, werd het nieuws gebracht alsof het een donderslag bij heldere hemel betrof, terwijl wij al langer dan een half jaar op de hoogte waren van de situatie. In de opname hieronder van een interview op 24 januari 1982 door Herman Emmink met Rients in het radioprogramma AVRO's Muzikaal Onthaal vertelt Rients al over het volgende seizoen en zijn rol in Fien.
Aansluitend een live uitvoering van Vijftien uit Gelijk Oversteken
Henk Doevendans van Omroep Friesland interviewde Rients en alle vier muzikanten direct na de laatste voorstelling van Gelijk Oversteken over het opdoeken van het gezelschap.
Rients had open kaart gespeeld. Even was er sprake van dat John en ik in het orkest van Fien zouden spelen, maar toen de hoogte van de gage bekend werd, hebben we daar vriendelijk voor bedankt. Eigenlijk kregen we toen pas door, hoe goed we altijd waren betaald door Rients. Ook toen alles er minder rooskleurig begon uit te zien, had hij ons op de oude voet royaal doorbetaald. We hadden nog recht op een halfjaar WW zoals iedere zomer en daarna dreigden we in de bijstand terecht te komen.
Maar zover kwam het niet, want Leny Dijkstra belde op …
Op het vliegveld van Lissabon na onze cruise naar Madeira en de Canarische Eilanden.
Wereldact
We hebben dat laatste seizoen met Rients en het kwartet John Eskes nog even stevig genoten van de extraatjes die landelijk bekende artiesten weleens ten deel vallen. Zo traden we eind augustus / begin september op tijdens een cruise naar Madeira en de Canarische eilanden, gecharterd door één van de eerste Nederlandse softwarebedrijven.
Op The Black Prince werd onze Rock-‘n-roll act geboren. Tekenend voor onze belevenissen aan boord waren de woorden van Rients tegen de scheepspurser bij het verlaten van de boot: ‘Als u klachten over ons krijgt, ze zijn allemaal waar.’
En vlak na het theaterseizoen vlogen we naar Oman om daar op te treden voor Nederlandse expats werkzaam voor Shell.
[foto’s Oman]
Naar de volgende pagina 04 Alleen in de stilte
We hebben ons uiterste best gedaan om bronnen en rechthebbenden van het beeldmateriaal te achterhalen.
Wanneer desondanks beeldmateriaal wordt getoond waarvan je (mede-)rechthebbende bent en voor het gebruik
waarvan je geen toestemming hebt verleend, verzoeken we je een mail te sturen aan addyscheele@gmail.com